Een vroege zondagochtend. Terwijl het hart van Bilzen nog in een aangename rust baadt, spreken we af met local gids Rudi. Ons plan? Genieten van een 360°-uitzicht op de Borretoren én een picknick verorberen met lokaal lekkers. En dat bij een interessant gesprek over het verleden van de stad en memorabele anekdotes in zijn hometown.
Via de Begijnhofstraat bereiken we de trap die ons de Borreberg op leidt. Ver moet je er niet voor stappen. Deze beboste heuvel ligt immers op amper 100 meter van het marktplein. Een plek waar elke Bilzenaar wel herinneringen aan heeft.
Mysterieus verleden
Als je het aan Rudi vraagt, denkt hij bij het bewandelen van de Borreberg meteen terug aan zijn jeugdjaren. “Deze trappen heb ik ontelbare keren gedaan. En de toren heb ik minstens even vaak beklommen. Als jong menneke was dit voor mij en mijn kameraden hét plekje om samen te komen. En ook om wat privacy op te zoeken met je liefje natuurlijk. Nog best romantisch met dat uitzicht!”
Op de vlakke top in het kleine, dichte bosje, bouwden ze in 1966 een uitzichttoren van 31 meter hoog. Goed voor een indrukwekkend, panoramisch uitzicht op Haspengouw, het Kempens Plateau, de terrils, de Demervallei, Genk, en zoveel meer.
Voor Bilzen zelf is dit ook geen onbelangrijke plek. Al is niet helemaal bekend wát er hier precies gebeurd is. “Ze zeggen dat er exact op deze plek vroeger, tot ver in de 15de eeuw, een burcht stond”, vertelt Rudi ons. “Die zou gebouwd zijn omstreeks het jaar 1000 om de inwoners van ‘Belisia’ te beschermen. Vandaar de naam Borre. Die burcht zou vervolgens verwoest zijn door Maximiliaan van Oostenrijk in 1483 en daarna nooit herbouwd. Maar … in feite zijn er bij archeologische onderzoeken nooit resten van de vesting zelf teruggevonden, enkel van een omwalling hier wat verderop. Het volledige verhaal kennen we dus niet. Heeft er hier ooit een kasteelheer gestaan, uitkijkend over zijn domein? Werd er ooit gevochten? We weten het niet zeker. Eeuwen later stond er hier in elk geval wel een kapel, gewijd aan het Heilig Kruis, te bereiken via een voetpad vanaf het Begijnhof. Maar ook die werd in 1800 afgebroken.”
Wat de geschiedenisboeken ons ook bevestigen, is dat Bilzen een eeuwenoud stadje is. En al die tijd van groot belang, onder meer dankzij de strategische ligging op twee routes tussen Keulen en Parijs. “De eerste stadsrechten dateren al van 1251, toen we deel uitmaakten van het Graafschap van Loon. Zowat een eeuw later, in 1366, werden die stadsrechten herbevestigd. Vanaf dat moment behoorden we tot het prinsbisdom Luik. Die stadsomwallingen, zoals de Ridderwal, waar dus wel nog sporen van te vinden zijn, duiden erop dat Bilzen een zogenaamde ‘Goede Stede’ was: een van de voornaamste steden in het prinsbisdom. Zonder die titel mocht je namelijk geen omwalling bouwen. Voor het prinsbisdom was het wellicht van tel dat hier toen een abdij met aanzien lag: de Abdij van Munsterbilzen. Die abdij lag er trouwens al voordat er sprake was van Bilzen.”
Bilzen, ich héb een eegske op dich. Want dich bès vér te staele. Bilzen, d’n allersjunste bès dich. Ve zulle os haaj nauts vervaele.
Biesonder boeiend
Waarom Bilzen dan nooit is uitgegroeid tot een grote stad? “Wellicht heeft dat met de omliggende steden te maken: Hasselt, Maastricht, Tongeren, … Meerdere steden op een beperkte oppervlakte worden vroeg of laat concurrenten wat groei betreft. Volgens sommigen zou het feit dat de abdij en de Landcommanderij een stukje buiten de stad liggen ook een rol spelen. Ik ken de echte oorzaak niet, maar ik vind Bilzen in elk geval perfect zoals het is.” Een visie die velen met hem delen. De stad is namelijk behapbaar gebleven: je hebt alles wat je maar wil binnen wandel- of fietsafstand. Bovendien is de dorpsambiance hier nog steeds voelbaar. Twee voordelen die Bilzen een aantrekkelijke plek maken voor bewoners van naburige gemeentes en toeristen van heinde en verre.
Bilzen promoten, dat is waar Rudi zich dus 200% voor inzet. Als geboren en getogen Bilzenaar is hij namelijk bijzonder trots op zíj́n stad. “Oké, ik ben officieel dan wel geboren in Hasselt, maar op die paar dagen in het ziekenhuis na, spendeerde ik mijn hele leven hier. Meer bepaald in het gehucht Spurk. Ik zou het niet anders gewild hebben. Geef toe: dit is toch een schitterend Demerstadje. Ik wil dat iedereen deze mooie plek in Zuid-Limburg leert kennen en maak daar een beetje mijn missie van als gids. De stad heeft een rijke geschiedenis die het vertellen waard is.”